Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0565

Datum uitspraak2008-12-03
Datum gepubliceerd2009-01-21
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers82571 HA ZA 05-766
Statusgepubliceerd


Indicatie

Betreft een zaak met een levensverzekering die aan de bank verpand is tot zekerheid voor de terugbetaling van een hypothecaire lening. De ene broer is verzekeringnemer, de andere broer is het verzekerde lijf en ook degene die met het geleende geld een appartement gekocht heeft. Bij het overlijden van de broer niet-verzekeringnemer keert de verzekeraar aan zijn erven het kapitaal van de polis uit dat wordt aangewend voor de aflossing van de hypothecaire schuld. De broer verzekeringnemer vordert terugbetaling van het verzekerd kapitaal van de erven. Begrippen aansprakelijkheid en draagplicht voor de schuld. Voorts geschil over kosten van de lijkbezorging


Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR Sector civiel recht HP/LH zaak- en rolnummer: 82571/HA ZA 05-766 datum: 3 december 2008 Vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken in de zaak van: [NAAM EISER], wonende te Schoorldam EISER bij dagvaarding van 28 juli 2005; advocaat mr. J.Th. van Oostrum tegen: [NAAM GEDAAGDE], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van haar dochter [NAAM DOCHTER 1], wonende te Bergen (N-H), GEDAAGDE, advocaat mr. R.H.J. van Gulick Partijen zullen verder worden genoemd "[eiser]" respectievelijk "[gedaagde]". 1. HET VERLOOP VAN HET GEDING 1.1 [eiser] heeft, onder overlegging van bijlagen en onder aanbieding van bewijs, bij dagvaarding gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling aan [eiser] van de navolgende bedragen: a) hoofdsom levensverzekering [euro] 45.378,--; b) kosten vervoer stoffelijk overschot en reiskosten [euro] 7.669,55 en wel binnen vijf dagen na betekening van het te wijzen vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening. [gedaagde] heeft, onder overlegging van bijlagen en onder aanbieding van bewijs, bij conclusie van antwoord verweer gevoerd met conclusie dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen, met veroordeling van [eiser], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding. Bij vonnis van 14 juni 2006 heeft de rechtbank een verschijning van partijen na antwoord gelast. De comparitie is gehouden op 9 oktober 2006 en daarvan is proces-verbaal opgemaakt. De zaak is daarop naar de rol verwezen voor conclusie van repliek aan de zijde van [eiser]. Vervolgens is gediend van: * een conclusie van repliek houdende wijziging van eis (onder overlegging van bijlagen). [eiser] vordert thans, nadat hij zijn eis heeft gewijzigd, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de vordering van [eiser] op de erven van [broer eiser] [eiser] vaststelt op - kort gezegd - de hoofdsom van de levensverzekering van [euro] 45.378,-- en op de kosten voor regeling en het vervoer van het stoffelijk overschot en reiskosten ten behoeve van de begrafenis van [euro] 7.669,55, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2005; * een conclusie van dupliek (onder overlegging van bijlagen); * een akte aan de zijde van [gedaagde] (onder overlegging van bijlagen); * een antwoordakte aan de zijde van [eiser]. Ten slotte is vonnis gevraagd. De inhoud van al deze stukken geldt als hier ingelast. 2. DE FEITEN Tussen partijen staat het volgende vast: a) [eiser] is de broer van [naam broer], geboren op [geboortedatum] te San Mauro Castelverde te Sicilië en overleden op [sterfdatum] te Amsterdam (hierna ook te noemen: [broer eiser]). b) [gedaagde] is de moeder van de dochters [naam dochter 1] en [naam dochter 2]. [broer eiser] is de vader van [naam dochter 1]. Over de vraag of [broer eiser] de vader van [dochter 2] is, is een procedure aanhangig is geweest. c) Op het moment van overlijden van [broer eiser] was er geen door hem opgemaakt testament, zodat [naam dochter 1] en eventueel [dochter 2] enig erfgenaam zijn van [broer eiser]. Toen [broer eiser] overleed, was hij eigenaar van twee in Nederland gelegen onroerende zaken: het appartementsrecht dat recht geeft op het uitsluitend gebruik van de woning met bedrijfsruimte en terras aan de [adres 1] (kadastraal bekend gemeente Bergen, [nummer 1]) alsmede een daarbij behorend appartementsrecht dat recht geeft op het uitsluitend gebruik van een berging in de kelder (kadastraal bekend gemeente Bergen, [nummer 2]). [broer eiser] heeft beide appartementsrechten in eigendom verkregen door middel van overschrijving in de openbare registers van een akte van 27 augustus 1991, verleden ten overstaan van mr. M.J.V. Kloeck, notaris ter standplaats Heemstede. In de koopovereenkomst van beide appartementsrechten is [eiser] als koper vermeld. De koopsom van beide appartementsrechten bedroeg [gulden] 110.000,--. d) Op 27 augustus 1991 heeft [broer eiser] ter voldoening van de koopprijs een bedrag van fl. 11.479,67 contant betaald bij notaris Kloeck. Het overige deel van de koopsom - een bedrag van fl 100.000,-- - heeft [broer eiser] onder hypothecair verband geleend bij de NMB Postbank Groep. Hij heeft daartoe hypotheek verleend op de beide appartementsrechten. In de concepthypotheekakte van 23 augustus 1991, verleden ten overstaan van notaris mr. M.J.V. Kloeck ter standplaats Heemstede, is niet alleen [broer eiser] als schuldenaar vermeld, maar is bepaald dat [eiser] en de vennootschap onder firma van [broer eiser] en [eiser] als medeschuldenaar zijn verbonden voor de schuld. In de akte is hieromtrent het volgende bepaald: "Begripsbepalingen Hierna wordt verstaan onder: "kredietnemer": de onderzetter, alsmede de heer [eiser], restaurateur, wonende te Alkmaar, [adres 2], geboren te San Mauro Castelverde (Italié) op twee juli negentienhonderd een en vijftig, gehuwd op huwelijkse voorwaarden met mevrouw [naam echtgenote] en de te Bergen (Noord-Holland) gevestigde vennootschap onder firma: "La Terrazza", van welke vennootschap de onderzetter alsmede de heer [eiser] de enige vennoten zijn, zo tezamen als ieder afzonderlijk en al dan niet hoofdelijk; (..............................................)." e) Bij akte van onderhandse schuldbekentenis van 3 februari 1992 hebben [eiser] en [broer eiser] een schuldbekentenis van de Internationale Nederlanden Bank N.V. (voorheen Nederlandse Middenstandsbank en NMB Postbankgroep N.V.) getekend, die behoort bij de hypotheekverlening van 27 augustus 1991. Bij deze schuldbekentenis is ook een verzekeraar betrokken, de Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. In deze akte verklaren [eiser] en [broer eiser] - als schuldenaar - dat zij wegens van de bank ontvangen gelden [gulden] 100.000,-- schuldig zijn aan de bank. In de akte is voorts het volgende bepaald: "Gemengde verzekering Tot meerdere zekerheid als hiervoor omschreven geeft de schuldenaar, die de hierna te vermelden verzekering als verzekeringnemer is aangegaan bij deze in pand aan de bank, die in pand aanvaardt: a. alle rechten voortvloeiende uit een met de verzekeraar gesloten overeenkomst van gemengde verzekering onder polisnummer [nummer], welke verzekering bij in leven zijn van de in de hierna te noemen Algemene Voorwaarden van Verzekering als verzekerde aangeduide persoon op de einddatum van de verzekering dan wel bij overlijden van die persoon vóór de einddatum zal uitkeren een bedrag groot HONDERDDUIZENDGULDEN (100.000,00), (deze verzekering hierna te noemen: "verzekering a")." f) In verband met het overlijden van [broer eiser] heeft de Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. bij brief van 2 juni 2005 aan [eiser] meegedeeld dat wegens het overlijden van [broer eiser] op 20 oktober 2004 het verzekerde kapitaal (een bedrag van [euro] 45.423,38 inclusief gederfde rente) op polisnummer [nummer] wordt uitgekeerd. In de brief wordt voorts meegedeeld dat deze uitkering is gekoppeld aan de ING Bank Spaarhypotheek en de uitkering wordt overgemaakt op hypotheek nummer [nummer] ten name van de erven van [broer eiser]. De uitkering is vervolgens op deze wijze uitbetaald. 3. HET GESCHIL Standpunten van partijen 3.1 [eiser] doet zijn vordering steunen op vorenstaande feiten en op de hierna volgende stellingen:. 3.2 [eiser] heeft gevorderd zoals onder "het verloop van de procedure" is weergegeven. [eiser] heeft aan zijn vordering dat wordt vastgesteld dat de erven van [broer eiser] hem een bedrag van [euro] 45.378,-- aan hoofdsom levensverzekering verschuldigd zijn, het volgende ten grondslag gelegd. [eiser] stelt dat hij de levensverzekering onder polisnummer [nummer] bij de Algemene Levensverzekeringsmaatschappij te Amsterdam op het leven van zijn broer [broer eiser] heeft afgesloten en dat hij ([eiser]) verzekeringnemer en begunstigde is van het kapitaal dat is uitgekeerd toen [broer eiser] overleed. [eiser] stelt dat het verzekerd kapitaal uitsluitend aan de erven van [broer eiser] is uitgekeerd, omdat de polis van de levensverzekering aan de ING Bank was verpand tot meerdere zekerheid voor de terugbetaling van de in 1991 aangegane hypothecaire lening. [eiser] heeft daarom een vordering op de nalatenschap ter hoogte van het verzekerde en inmiddels uitgekeerde kapitaal. De vordering van [eiser] dat wordt vastgesteld dat de erven van [broer eiser] hem een bedrag van [euro] 7.669,55 verschuldigd zijn wegens kosten voor regeling en het vervoer van het stoffelijk overschot en reiskosten ten behoeve van de begrafenis, is erop gegrond [eiser] deze kosten betaald heeft. [eiser] stelt dat hij in overeenstemming met de wensen van zijn broer heeft zorg gedragen voor het vervoer van diens stoffelijk overschot naar en diens begrafenis op Sicilië. 3.3 [gedaagde] heeft de vorderingen betwist en daartoe het volgende - zakelijk weergegeven en voor zoveel van belang - doen aanvoeren: [eiser] heeft bij de Algemene Levensherverzekering Maatschappij geen - rechtsgeldige -levensverzekering afgesloten op het leven van zijn broer [broer eiser]. Uit het verloop van de rekening-courant van [broer eiser] met La Terazza B.V (productie 2 bij conclusie van antwoord) blijkt dat ter zake van de polis van de Algemene Levensherverzekering Maatschappij een bedrag (in verband met premies) werd bijgeboekt van [euro] 4.462,-- over de jaren 1999-2002, afkomstig van [eiser]. Hieruit kan worden afgeleid dat de premies kennelijk oorspronkelijk betaald werden door [broer eiser] en niet door [eiser]. Uit de als productie 2 bij de dagvaarding overgelegde kopie van de polis blijkt voorts dat er in 2002 een wijziging met betrekking tot de polis is doorgevoerd, hetgeen doet vermoeden dat aanvankelijk niet [eiser] maar [broer eiser] zelf de verzekeringnemer was. In het geval [eiser] wel van de aanvang af verzekeringnemer was, rijst de vraag waarom hij een verzekering op het leven van zijn broer heeft afgesloten. Te meer omdat de polis volgens [eiser] verbonden is aan de hypothecaire lening en niet is afgesloten in het kader van de zakelijke samenwerking tussen de broers. Het lijkt er meer op dat de ING Bank N.V. begunstigde is van de polis. Bijzonder is bovendien dat de ingangsdatum van de levensverzekering 1 maart 1992 is, terwijl de hypothecaire inschrijving waaraan de polis gekoppeld is, dateert van 28 augustus 1991. In de conclusie van dupliek heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat [eiser] van de aanvang af mede schuldenaar was van de bank voor de terugbetaling van de hypothecaire lening, zodat met de uitkering op de polis zijn deel van de schuld aan de ING is ingelost. Dat brengt dan mee dat de grondslag van de vordering van [eiser] is vervallen, omdat zijn vordering er nu juist op is gegrond dat met de uitkering op de polis een schuld van [broer eiser] is voldaan. De kosten van vervoer van het stoffelijk overschot van [broer eiser] naar Sicilië zijn niet onderbouwd en dienen daarom te worden afgewezen. 4. DE BEOORDELING VAN HET GESCHIL 4.1 De rechtbank stelt voorop dat uit de als productie 1 bij akte overlegde kopie van de polis Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. met nummer [nummer] van 26 februari 1992 blijkt dat op 1 maart 1992 een gemengde verzekering op één leven is afgesloten met een verzekerd kapitaal van [gulden] 100.000,--. ([euro] 45.378,--) Als verzekeringnemer is vermeld [eiser] en als eerste verzekerde [broer eiser]. In de als productie 2 bij de dagvaarding overgelegde kopie polis van dezelfde levensverzekering d.d. 3 mei 2002 staat eveneens vermeld dat [eiser] verzekeringnemer is van de verzekering. In het polisblad is voorts vermeld dat per 1 maart 2002 een mutatie is doorgevoerd welke als reden heeft "rentewijziging". Hieruit volgt dat het betoog van [gedaagde] dat mogelijk niet [eiser] maar [broer eiser] van de aanvang af (vanaf 1992) verzekeringnemer van polisnummer [nummer] is geweest, feitelijke grondslag mist. Vanaf het moment van het sluiten van de levensverzekering in 1992 is [eiser] verzekeringnemer geweest. De mutatie in 2002 heeft geen betrekking op de wijziging van de persoon van de verzekeringnemer, maar houdt blijkens de kopie polis d.d. 3 mei 2002 verband met een rentewijziging. 4.2 Voor de begunstiging van deze polis van levensverzekering wordt verwezen naar de Voorwaarden van Verzekering. [eiser] heeft terecht gesteld dat ingevolge de "Algemene Voorwaarden van Verzekering" van de Algemene Levensverzekering Maatschappij N.V. de verzekeringnemer geldt als begunstigde voor de uitkering krachtens de polis. In artikel 12 van deze algemene voorwaarden is immers het volgende bepaald: "Artikel 12 Begunstiging en wijziging begunstiging a) Tenzij anders tussen de verzekeringnemer en de verzekeraar wordt overeengekomen gelden als begunstigden voor de uitkering krachtens de polis: 1. De verzekeringnemer 2. (.................)" Van belang is voorts dat de levensverzekering is verbonden met de hiervoor in rechtsoverweging 2 sub d genoemde hypothecaire lening d.d. 23 augustus 1991. In de polis d.d. 3 mei 2002 is ten aanzien van de begunstiging vermeld dat: "Deze verzekering is verbonden aan een door de ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, verstrekte hypothecaire lening. De uitoefening van rechten van de verzekeringnemer en de begunstiging worden mede beheerst door de bepalingen, opgenomen in de hypotheekakte (inclusief bepalingen zoals opgenomen in daarmee samenhangende onderhandse akten), welke bij de ING Bank N.V. wordt geregistreerd onder hypotheeknummer [nummer]." 4.3 Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat [eiser] als verzekeringnemer in beginsel tot de uitkering uit de polis van [euro] 45.378,-- gerechtigd is, maar dat hij in de uitoefening van zijn rechten als verzekeringnemer wordt beperkt door de verpanding van de polis aan de bank: de begunstiging van [eiser] wordt doorkruist door de positie van de bank die [broer eiser] de hypothecaire lening heeft verstrekt. Vervolgens is de uitkering uit de polis van [euro] 45.378,-- inderdaad gebruikt ter aflossing van deze hypothecaire schuld, hetgeen betekent dat de uitkering uit de polis ten goede is gekomen aan de erven van [broer eiser]. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser], die derhalve met de uitkering van de levensverzekering een schuld van [broer eiser] heeft afgelost, daarom een recht van regres op de erven van [broer eiser] voor het bedrag van de uitkering uit de polis. De vordering van [eiser] is op grond daarvan in beginsel toewijsbaar. 4.4 Aan het vorenstaande doet niet af het betoog van [gedaagde] in haar conclusie van dupliek pagina 4. Volgens dit betoog is de grondslag aan de vordering van [eiser] ontvallen, omdat de uitkering mede heeft gestrekt tot inlossing van de schuld van [eiser] aan de bank. Weliswaar is juist - op grond van hetgeen in rechtsoverweging 2 sub d is overwogen met betrekking tot de hypotheekakte van 23 augustus 1991 - dat [eiser] en de vennootschap onder firma naast [broer eiser] medeverbonden waren voor de terugbetaling van de hypothecaire lening, maar dit betreft de aansprakelijkheid jegens de bank en niet de onderlinge draagplicht. [eiser] heeft in zijn conclusie van repliek sub 5 dan ook terecht gesteld dat met de uitkering van de polis aan de ING bank als opvolger van de NMB de hypotheekschuld van (uitsluitend) [broer eiser] is ingelost, omdat laatstgenoemde met de gelden uit de hypothecaire lening de beide appartementsrechten te Bergen (N.H.) heeft aangekocht en geleverd heeft gekregen. Met die betaling is geen schuld voldaan waarvoor [eiser] of de vennootschap in de onderlinge verhouding tot [broer eiser] draagplichtig zijn. Laatstgenoemden waren slechts mede aansprakelijk voor de terugbetaling van de schuld van [broer eiser] jegens de bank. [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat uit het verloop van de rekening-courant van [broer eiser] met La Terrazza B.V. blijkt dat ter zake van de polis van de Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. de premies aanvankelijk werden betaald door [broer eiser], die deze premies later terugbetaald kreeg van [eiser]. Voor zover [gedaagde] met dit betoog bedoeld heeft aan te voeren dat niet [eiser] maar [broer eiser] als verzekeringnemer van de polis levensverzekering moet worden aangemerkt, faalt dit betoog daar uit hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4 sub 1 is overwogen volgt dat [eiser] verzekeringnemer is. Voor zover [gedaagde] met dit betoog bedoeld heeft aan te voeren dat [broer eiser] (materieel) door eventuele premiebetalingen in plaats van [eiser] verzekeringnemer is geworden, faalt het betoog daar [eiser] in zijn antwoordakte sub 6 terecht heeft gesteld dat de polis - en niet de premiebetaling - beslist wie de verzekeringnemer is. Nu, zoals hiervoor is overwogen, [eiser] recht heeft op regres, zal de vordering van [eiser] op de erven van [broer eiser] vastgesteld worden op de hoofdsom van de levensverzekering ad [euro] 45.378,--. 4.5 Wat betreft de kosten voor het vervoer van het stoffelijk overschot naar en de begrafenis van [broer eiser] op Sicilië overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 7 aanhef en onder b Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek behoren de kosten van lijkbezorging, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene, tot de schulden van de nalatenschap. [eiser] heeft gesteld dat [broer eiser] hem gevraagd heeft te willen regelen dat hij op Sicilië begraven zou worden en [eiser] wijst erop dat de begrafenis op Sicilië gezien mag worden als in overeenstemming met de omstandigheden van [broer eiser], die, als zovelen, naar zijn geboortegrond is teruggekeerd. Hoewel [gedaagde] heeft weersproken dat de door [eiser] opgevoerde kosten van de lijkbezorging in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene en heeft aangevoerd dat [eiser] zijn bevoegdheden te buiten is gegaan, overweegt de rechtbank als volgt. Niet gesteld of gebleken is dat excessief hoge kosten voor de begrafenis van [broer eiser] zijn gemaakt. Voor een Siciliaan is het bovendien niet ongebruikelijk dat hij, zoals [eiser] onweersproken heeft gesteld, bij zijn overlijden terugkeert naar zijn geboortegrond. Nu de erven zich voorts de kosten van de begrafenis van [broer eiser] in Nederland hebben kunnen besparen, is het gerechtvaardigd de kosten van de begrafenis in Sicilië tot de schulden van de nalatenschap te rekenen. De vordering van [eiser] op de erven van [broer eiser] zal met betrekking tot de kosten voor regeling en het vervoer van het stoffelijk overschot en reiskosten ten behoeve van de begrafenis vastgesteld worden op een bedrag van [euro] 7.669,55. 4.5 Uit het vorenstaande volgt dat de vorderingen van [eiser] worden toegewezen. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding, zijnde 28 juli 2005. Daar partijen tot elkaar in een familierechtelijke relatie tot elkaar staan, worden de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. 5. DE BESLISSING De rechtbank: Stelt de vordering van [eiser] op de erven van [broer eiser] vast op een bedrag van [euro] 45.378,-- aan hoofdsom levensverzekering, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 juli 2005; Stelt de vordering van [eiser] op de erven van [broer eiser] vast op een bedrag van [euro] 7.669,55 aan kosten voor regeling en het vervoer van het stoffelijk overschot en reiskosten ten behoeve van de begrafenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2005; Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad. Compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. A.C. Haverkate en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 3 december 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.